De bomen zijn geel, oranje en rood. De bladeren vallen van de bomen. Ik wandel door het bos met mijn dochter Lin. Er is veel wind.
Lin rent door het bos. Ze huppelt en heeft plezier. Het is koud weer, maar het regent niet. Er zijn veel kastanjebomen en eikenbomen. Wij doen de eikels en kastanjes in een tas. We hebben een tas vol. Grote en kleine eikels en kastanjes.
Dan zien we opeens een bruin diertje. Lin zegt dat het een eekhoorn is. We zijn heel stil. Hij heeft een eikel tussen zijn pootjes. Opeens klimt hij snel in een boom en is hij weg. Wat jammer!
We fietsen naar huis. Thuis maak ik lekkere warme chocolademelk. En van eikels en kastanjes maken we giraffen, een kat en een hond.
Het is echt herfst.
Het journaal vertelt over overstromingen
Problemen, ongelukken en foute regeringen
Ik luister relaxed bij de open haard
En zo wordt het langzaamaan laat
De regen druppelt op het dakraam neer
Drup, drup, drup, hoor ik steeds weer
Het is een prettig, fijn geluid
Daar zo telkens tegen die donkere ruit
Ik denk aan alles wat in de wereld gebeurt
In mijn bed is alles wat gekleurd
Mijn ogen vallen bijna dicht
Ik zie het mooie avondlicht
Ik snuif de frisse lucht op. Mijn hond rent in de bossen. Och, wat zijn de bomen prachtig! Ze hebben allerlei kleuren. Groen, geel, oranje, rood, paars. Ik ben al een half uur aan het lopen. Maar ik wil ver lopen. Mijn hond vindt dit ook leuk, net als onze dochter Lin.
Lin huppelt en rent. Dan staat ze opeens stil.
‘Mam, kijk eens!’ Ik loop naar haar toe en buk.
‘Dat is heel mooi Lin. Dit is een paddenstoel. Die zie je veel in de herfst.’ Lin knikt en wil deze pakken.
‘Niet doen, je mag deze niet aanraken of eten. Ze zijn giftig.’
We lopen verder. Het begint te waaien, maar het is nog geen storm. Ik heb een tas bij mij voor de kastanjes en eikels. We zien er heel veel. Lin doet ze in de tas en ik help haar. Er zijn in dit bos veel kastanjebomen en eikenbomen. Tussen de bladeren zie ik opeens een grote kastanje met veel kleintjes. Ik doe deze ook in de tas. Maar wat is dat? Ik zie een klein, bruin diertje. Ik wijs er naar en Lin kijkt verbaasd. ‘Dat is een Eekhoorn,’ fluistert ze. De eekhoorn heeft een eikel tussen zijn pootjes. Opeens ziet hij ons. Heel snel klimt hij een boom in en is hij weg. Wat jammer. Maar wel heel leuk dat we dit zagen.
Dan gaan we weer terug naar onze fietsen. Sam, onze hond, doen we aan de lijn en we gaan naar huis. Het begint hard te regenen. Bah. En het stormt. Bah. Het is heel zwaar om zo te fietsen. We worden helemaal nat. Als we thuis zijn, doen we droge kleren aan. Ik maak een lekkere kop warme chocolademelk. Nu worden we weer warm.
En dan gaan we knutselen. Met prikkers en wol maken we van de kastanjes een spin. Van de eikels maken we een giraf, een kat en een hond.
Herfst… kleurrijk en stormachtig.